presence
aanwezigheid
The audience’s presence can be understood in many ways. One may speak about the essence of presence in theatre or one may talk about presence as a form of proximity.
- Bentley’s definition of theatre is: ‘A acts as if he is B, while C watches’ (150). C is the audience, and thus an audience has to be present in order to make something theatre. Every time a show is performed, whether a Shakespeare play or a performance lecture, a viewer is present. In our modern times it is questionable whether another presence is necessary. Can one person be performer and spectator simultaneously? And if someone watches a play through modern technology, what is the moment that it becomes a performance?
- Modern times have also influenced presence in the form of proximity. Normally one would expect an audience to be present during the play, and there is almost no distance between the stage and the audience. In most cases this is what still happens in mainstream theatre. However, now that we live in a global world where the internet is widely accessible, is this close distance during the performance still necessary? Live performances can be watched via a webcam at home. It is no longer necessary to travel to the nearest neighborhood theatre because one can see a performance in China while living in the United States. While it gives the audience many new options, the question is whether it is still worthwhile to discuss spectatorship in terms of presence. Do these technical mediums change the traditional conceptions of presence or should we simply discard the term?
Time has changed our understanding of presence. Perhaps Bentley’s definition may no longer be as valid as it once was.
Bentley, Eric. The Life of Drama. New York: Applause Theatre Books, 1964.
Author and translator: Margriet van Weperen
aanwezigheid
presence
aanwezigheid [an’wezəxhɛit] (noun); presence
Publieksaanwezigheid kan op meerdere manieren worden opgevat. Men kan het hebben over aanwezig als onderdeel van de essentie van theater of over aanwezigheid als nabijheid.
- Bentley’s definitie van theater is als volgt: ‘A doet dat hij B is, terwijl C kijkt (150). Deze ‘C’ is het publiek en daarmee is publiek een essentieel onderdeel van theater. Wanneer er een toneelstuk wordt opgevoerd, onafhankelijk van het genre, is er altijd iemand aanwezig die het stuk ziet. In onze huidige tijd is het echter de vraag of een tweede aanwezigheid wel nodig is. Kan dezelfde persoon niet zowel de uitvoerende artiest als toeschouwer zijn? En wanneer iemand een voorstelling pas naderhand ziet, wordt het dan pas vanaf dat moment theater?
- Onze moderne tijden hebben ook invloed op de fysieke aanwezigheid van het publiek. Normaal gesproken is er altijd publiek live bij een voorstelling aanwezig waarbij er zeer weinig afstand is tussen de artiesten en de toeschouwers. Meestal gebeurt dit nog steeds in de standaard theatervoorstellingen. Echter, in de huidige globale wereld met internetmogelijkheden wereldwijd, is deze fysieke aanwezigheid nog wel nodig? Men kan net zo makkelijk een voorstelling volgen via een webcam. De toeschouwer is niet langer beperkt in afstand en tijd om een theaterstuk te zien. Hij kan een stuk, opgevoerd in China, zien terwijl hijzelf in Amerika is. Hoewel deze technologie een hoop nieuwe mogelijkheden geeft aan de toeschouwers, is het de vraag of er nog sprake is van publieksaanwezigheid. Zorgen de moderne technologische media voor een verandering van de term aanwezigheid of moeten we de term vergeten?
Tijd verandert de invulling van aanwezigheid en daarmee ook onze opvatting van de term zelf. Wellicht is Bentley’s definitie niet meer zo valide als dat het ooit is geweest.
Bentley, Eric. The Life of Drama. New York: Applause Theatre Books, 1964.
Auteur en vertaler: Margriet van Weperen